
Wet militaire strafrechtspraak
Artikel 66
1
Zaken, die op het tijdstip van inwerking treden van deze Rijkswet ter kennis zijn gekomen van de Commandant der Zeemacht in het Caraïbisch gebied worden door deze in de stand waarin zij zich bevinden met inachtneming van het bepaalde in de eerste twee leden van artikel 17 overgedragen aan het openbaar ministerie bij het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk dat van Aruba.
2
Zaken, die op dat tijdstip ter kennis zijn gekomen van de overige verwijzingsautoriteiten, worden door deze in de stand waarin zij zich bevinden overgedragen aan het openbaar ministerie bij de in artikel 3 genoemde rechtbank.
3
Voor zover het in de vorige leden bedoelde openbaar ministerie oordeelt dat deze zaken krijgstuchtelijke vergrijpen betreffen, draagt het deze zaken over aan de ingevolge de artikelen 39-43 van de Wet op de Krijgstucht tot straffen bevoegde autoriteit ter behandeling en afdoening overeenkomstig het in artikel 107 van de Wet militair tuchtrecht bepaalde.
4
Voorzover het in het tweede lid bedoelde openbaar ministerie oordeelt dat deze zaken betrekking hebben op strafbare feiten waarvan een andere rechter dan een der in artikel 3 genoemde gerechten bevoegd is kennis te nemen, draagt het deze zaken over aan het tot vervolging daarvan bevoegde openbaar ministerie.
5
De overige zaken worden met inachtneming van de bepalingen van deze Rijkswet behandeld en afgedaan.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.